Een hondenleven

Het valt verdomd niet mee! Ik mag dan als Griekse bastaardpup geadopteerd zijn door een Grieks/Nederlands stel en in tegenstelling tot de Griekse hondenbevolking een divaleven leiden, maar dat wil nog niet zeggen dat dat nou zo gemakkelijk is. 

Goed, ik heb al mijn benodigde vaccinaties gehad om niet telkens ziek in mijn mand te liggen na alles wat ik onterecht als voedsel naar binnen gewerkt heb:  rotte vis, broodzak, stenen ( in Griekenland)  en oreo's met verpakking en al, puimsteen met touw, kamerplanten, boekenkaften ( in Nederland). Ik heb zelfs al een vliegreis meegemaakt. Welke Griekse straathond gaat dat ooit meemaken? Ja, als je half voor dood gevonden wordt misschien; dan ontfermt een Hollandse samaritaan zich misschien over je, maar anders leidt je gewoon een gekweld zwerversbestaan.  Okee, niks te klagen dus. 

Maar bij mijn lieve baasjes moet ik dus wel van alles leren. Zoals gezegd mag ik niet alles eten wat ik tegenkom op straat en moet ik ook nog eens wachten op een commando eer ik mijn bak mag leeg schrokken. Ik mag niet met mijn kop in de vaatwasser zitten, moet de pantoffels laten staan, mag niet op de bank klimmen, niet met mijn voorpoten op het aanrecht steunen om naar buiten te kunnen kijken, niet in de weg lopen, niet te hard aan de riem trekken, niet op het speelveldje poepen of plassen en loslopen buiten is er al helemaal niet bij. 

Daarentegen heb ik een heerlijke zachte mand met een aantal blinde knuffels ( daar heb ik de ogen vanaf kunnen bijten), voedzaam en gezond voedsel in mijn bak, de hele dag water beschikbaar, speelmaatjes, en liefde terug in overvloed. Dat ik niet overal mijn tanden in mag zetten snap ik nog niet helemaal, maar ik leer snel, al is het maar om weer een hondensnoepje te kunnen verdienen. Hoe was het ook alweer? Zit, poot, lig en rol en hup, snoepje verdiend. Soms doe ik het gewoon uit mezelf: hee, kijk eens, zonder jullie commando's, hoor!

De honden in de buurt kennen me al. Daar heb je haar weer, die dolle meid! Soms is er een die wel met me wil spelen, maar die ouwe jongens hier vinden er niks aan en lopen snel door als ze me zien. Wacht maar tot ik nog wat groter ben, misschien zien ze me dan wel staan. Tot die tijd neem ik het initiatief dan maar.