Peuterbrein

Op het label van het theezakje van een bekend merk stond " In wiens brein zou je willen kijken?".

Iedereen die veel met jonge kinderen te maken heeft stelt zich weleens de vraag, wat zou er toch in dat koppie omgaan?

Vandaag gingen wij, opa en oma van Stan, met de papa en mama van Stan en uiteraard met Stan naar het bos. Altijd een leuk uitje, maar met Stan extra leuk.

 

En vandaag vroeg ik me regelmatig af, wat zou er toch in hem omgaan? 

We hadden bij ons thuis afgesproken om van daaruit met twee auto's naar het bos rijden. Ik begroette Stan door de autoruit, hij bekeek mij terwijl zijn duim in zijn mond bleef. Toen papa het raampje naar beneden deed was zijn vraag:"Apa?" Jij mag mee, vooruit, als opa maar mee gaat. Dat denk ik dan dat hij dat denkt. Opa kwam ook even kijken en opa kreeg een gulle lach en een boks. Nou, jij ook dan maar een, oma, maar meer omdat jij het zo graag wilt.  Ik zeg het nog eens, dat denk ik dan als ik dat smoeltje erbij zie.

 

Eenmaal in het bos is het dikke pret. Stan zoekt stokken voor iedereen en deelt ze uit. Opa zoekt een stok speciaal voor Stan, een hele grote stok, speciaal voor Stan. Wat lief van opa. Tja, dan kan je die stok moeilijk in het bos laten liggen, straks wordt apa (opa) nog verdrietig, dus draagt Stan de veel te grote stok met twee handen voor zich uit een flink eind het bos door. Gelukkig vraagt ama( oma) of ze de stok even moet dragen. Dat is goed, hoor ama, ik krijg er toch vieze handen van. Wat moet je nou toch met twee vieze handen? (Denkt Stan, denk ik) Ama, kijk mijn handen nou toch. Ama zegt dat ik ze aan mijn broek mag afvegen. Ik wil ze wel aan háár broek afvegen, maar dan doet ze net een stapje naar achteren. Geef die stok dan maar meteen weer terug! He, gadver, weer vieze handen. Ja, ik weet het, aan mijn eigen broek.

Hee.... nog meer  mensen in het bos. Wat gaan ze snel, hebben ze haast? Ik loop even met ze mee. Nou laat maar ook, ze gaan te snel. Een hond! Mama, zie je dat, een hond! Ik ga de hond aaien. Waar is ie nou? Nu moet ík rennen. Hond, waar ben je nou? Ik ren me rot, maar ik zie hem nergens meer. Nog even door rennen... wie roept daar? Oh, mama. Hond....mama... hond, wat jammer nou....mama... ja, ik kom al. Oeps, daar lig ik ineens. Waarom liggen er hier ook zoveel takken in de weg. Hee, een fiets.....en  weer een hond. Ik mag hem aaien, maar ik vind hem veel te groot. Ik kijk wel vanaf hier wel naar de hond, hoor. Wat doet papa nou? Hij staat op een berg. Dat kan ik ook. Wat ben ik nou groot. Ik ren de berg af en ama houdt mij vast. Zo kan ik lekker hard de berg af rennen, dus doen we dat nog een keer en nog eens en nog eens.  Waar is apa nou? Ik moet gaan zoeken van mama. We zijn hem dus echt kwijt. Apa! Oh, was je achter een boom? Mama vraagt waar papa is. Is hij nu ook verstopt of kwijt?  Hij zal ook wel achter een boom staan. Ja, zie je wel, voorspelbaar. Apa stapt in een plas water. Maar dat is even leuk! Met mijn kaplaarzen kan ik heel hard stampen.Mama, doe jij ook mee? Apa, nog eens, joh.  Iedereen vindt het leuk. Ik ook, ook al krijg ik een natte  broek en natte kouwe sokken. Als jullie het zo leuk vinden stamp ik nog wel even door. Maar nou krijg ik echt kouwe voeten. Met mijn kouwe kaplaarsvoeten schop ik nog even lekker door de bladeren. 

En dan opeens, wat zie ik daar?  Auto van apa! Auto van papa, auto van mama. We gaan naar huis! Op naar droge sokken en mijn warme bedje. Ben ik toch nog apa's stok vergeten....